113: Soerat al-Falaq

23224

Beluisteren

In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de meest Genadevolle

Zeg: “Ik zoek mijn toevlucht tot de Heer van de Dageraad.

Tegen het kwaad dat Hij geschapen heeft.

En tegen het kwaad van de nacht wanneer deze aanbreekt.

En tegen het kwaad van de spuwsters (die spuwen) op knopen.

En tegen het kwaad van een afgunstige wanneer deze afgunstig is.”

Uitleg

Hier wordt de opdracht gegeven om toevlucht te zoeken tot de Heer van de Dageraad. Tegen het kwaad van datgene wat Hij heeft geschapen. Dit duidt dus op de gehele schepping, waaronder de mensen, de djinns en de dieren. Vervolgens wordt er specifiek gesproken over het toevlucht zoeken tot Allah tegen het kwaad van datgene wat er zich in de nacht afspeelt, wanneer deze de mensen omvat. ’s Nachts verspreiden de djinns en de roofdieren zich over het land. Ook moet er toevlucht tot Allah gezocht worden tegen de spuwsters (tovenaressen) die door te spuwen op gemaakte knopen Sihr (zwarte magie) bedrijven. Met de afgunstige wordt iemand bedoeld die graag ziet dat een ander, die door Allah begunstigd is, wordt beroofd van deze gunsten. De afgunstige zal er dan ook alles aan doen om dit te verwezenlijken en daarom is het hard nodig om toevlucht te zoeken tot Allah tegen zijn listen. Onder de afgunstige verstaan wij ook het boze oog.

Deze Soerat leert ons toevlucht te zoeken tot Allah tegen verschillende soorten kwaad en bevestigd dat sihr werkelijk bestaat en dat wij onze toevlucht tegen sihr en de beoefenaars ervan moeten zoeken bij Allah.