83: Soerat al-Moetaffifien

9801

Beluisteren

In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de meest Genadevolle

O wee de zwendelaars.

Degenen die wanneer zij de mensen laten afwegen de volle maat eisen.

Maar wanneer zij zelf afmeten of afwegen doen zij (hen) tekort.

Denken zij dan dat zij niet opgewekt zullen worden?

Op een geweldige Dag.

Op de Dag dat de mensen voor de Heer der Werelden komen te staan.

Welnee, waarlijk het boek van de verdorvenen verkeert in Siddjien.

En wat doet jou weten wat Siddjien is?

(Het is) Een alles registrerend boek.

O wee op die Dag de loochenaars.

Degenen die de Dag der Verrekening loochenen.

En niemand loochent die (Dag), behalve iedere overtreder, veelvuldige zondaar.

Als Onze Verzen aan hem worden gereciteerd, zegt hij: “(Dit zijn slechts) Verzinsels van de voorgangers.”

Welnee, hun harten zijn zeker bedekt vanwege datgene wat zij pleegden te doen.

Welnee, zij zullen zeker op die Dag van hun Heer afgeschermd zijn.

Vervolgens zullen zij waarlijk de Hel zeker binnentreden.

Daarop zal er gezegd worden: “Dit is wat jullie pleegden te loochenen.”

Welnee, waarlijk het boek van de rechtschapenen verkeert in cIlliyyien.

En wat doet jou weten wat cIlliyyoen is?

(Het is) Een alles registrerend boek.

De nabijgebrachten zijn er getuige van.

Waarlijk, de rechtschapenen verkeren in gelukzaligheid.

Op rustbanken kijken zij toe.

Van hun gezichten kun je de blik van gelukzaligheid aflezen.

Hun wordt verzegelde nectar te drinken gegeven.

Het einde hiervan is muskus. En laat de wedijveraars hierom dan wedijveren.

Zijn mengsel komt uit Tasniem.

(Dit is) Een bron waaruit de nabijgebrachten drinken.

Waarlijk, de misdadigers pleegden de gelovigen uit te lachen.

En als zij (de gelovigen) voorbij hen kwamen, knipoogden zij (uit spot) naar elkaar.

En als zij terugkeerden naar hun volk, keerden zij verheugd terug.

En als zij hen zagen, zeiden zij: “Waarlijk, zij zijn zeker de dwalenden.”

Terwijl zij niet als bewakers over hen zijn gezonden.

Maar op deze Dag zullen de gelovigen de ongelovigen uitlachen.

Op rustbanken kijken zij toe.

Zijn de ongelovigen niet (ten volle) beloond voor datgene wat zij pleegden te doen?

Uitleg

‘O wee de zwendelaars.’ O wee is een uitroep van smart, droefheid en ontsteltenis.

‘Degenen die wanneer zij de mensen laten afwegen de volle maat eisen.’ Zij wensen niet benadeeld te worden wanneer zij handel drijven met anderen.

‘Maar wanneer zij zelf afmeten of afwegen doen zij (hen) tekort,’ en geven zij de mensen niet datgene wat hen toekomt door de weeginstrumenten te vervalsen, dan wel de onvolledige maat te geven. Dit is natuurlijk een vorm van diefstal en onrecht. Als deze strenge waarschuwing geldt voor de zwendelaars, wat dan te denken van de degenen die de mensen bestelen en van hun bezittingen beroven.

Zoals iemand wenst de volle maat te krijgen, dient hij ook anderen datgene te geven wat anderen toekomt aan bezittingen en goede omgang

Vervolgens waarschuwt Allah nogmaals de zwendelaars en bevreemdt Hij Zich over hun toestand, zeggende: “Denken zij dan dat zij niet opgewekt zullen worden? Op een geweldige Dag. Op de Dag dat de mensen voor de Heer der Werelden komen te staan.”

De oorzaak van hun misdadige praktijken is het ontbreken van geloof in de Dag des Oordeels. Zouden zij hier namelijk in geloven en beseffen dat zij voor Allah, de Almachtige, zullen komen te staan, Die hen zelfs ter verantwoording zal roepen voor het minste geringste, dan zouden zij hiermee direct ophouden.

‘Welnee, waarlijk het boek van de verdorvenen verkeert in Siddjien.’ Onder de verdorvenen vallen zowel degenen die de Waarheid verloochenen, hypocrieten als overtreders.

‘En wat doet jou weten wat Siddjien is?’ Siddjien is een benaming voor een nauwe, benarde plaats. Ook wordt er gezegd dat Siddjien de zevende en allerlaagste aardbodem is waar de verdorvenen in het Hiernamaals uiteindelijk zullen verblijven.

(Het is) Een alles registrerend boek.’ Waarin al hun verdorven daden zijn opgenomen.

‘O wee op die Dag de loochenaars. Degenen die de Dag der Verrekening loochenen.’ De Dag waarop Allah iedereen op zijn daden zal afrekenen.

‘En niemand loochent die (Dag), behalve iedere overtreder.’ De overtreder van Allah’s bepalingen die zich schuldig heeft gemaakt aan Zijn verboden. ‘Veelvuldige zondaar.’ Hij die door zijn agressie aangespoord wordt tot het loochenen en zijn hoogmoed staat hem in de weg de waarheid te accepteren.

Dit is dan ook de reden dat Allah zegt (interpretatie van de betekenis): “Als Onze Verzen, die getuigen van de Waarheid en de waarachtigheid van de Profeten, aan hem worden gereciteerd, dan loochent hij deze en stelt hij zich eigenzinnig op en zegt hij: ,,(Dit zijn slechts) Verzinsels van de voorgangers.” Hoogmoedig spreekt hij over deze waarheid als zijnde fabelen van het aloude verleden die niets te maken hebben met Allah.

Terwijl degenen die zich objectief opstellen en de overduidelijke waarheid nastreven, deze Dag der Verrekening niet kunnen loochenen. Dit omdat Allah hen duidelijke bewijzen heeft getoond die deze waarheid bevestigen.

‘Welnee, hun harten zijn zeker bedekt vanwege datgene wat zij pleegden te doen. Welnee, zij zullen zeker op die Dag van hun Heer afgeschermd zijn.’ Vanwege het openstellen van hun harten voor de waarheid hebben zij deze dan ook gevonden. Terwijl degenen wiens harten bedekt zijn met zonden verstoken zijn van de waarheid en daarmee ook verstoken zullen zijn van Allah op de Dag des Oordeels.

‘Vervolgens zullen zij waarlijk de Hel zeker binnentreden. Daarop zal er spottend en vernederend tegen hen gezegd worden: “Dit is wat jullie pleegden te loochenen.” Hier worden drie vormen van bestraffing genoemd die zij zullen ondergaan: de bestraffing van de Hel, de bestraffing van vernedering en verwijting en de bestraffing van het verstoken zijn van de Heer der Werelden. Deze laatste bestraffing omvat tevens de Toorn en Woede van Allah en dit is zwaarder voor hen dan de twee eerdergenoemde bestraffingen.

Dit vers is tevens een bewijs dat de gelovigen op de Dag des Oordeels en in het Paradijs hun Heer zullen aanschouwen. De overige beloningen in het Paradijs vallen in het niet bij het aanschouwen van Allah. Zij zullen verblijd worden met Zijn conversatie en nabijheid, zoals vermeld staat in verschillende verzen in de Koran en overleveringen.

Daarnaast geldt dit vers als een waarschuwing voor het plegen van zonden, want langzaam maar zeker bedekken de zonden het hart, totdat het licht ervan volledig uitgedoofd is en zijn vermogen tot inzicht heen is gegaan. Dit heeft als gevolg dat men de valsheid voor waarheid gaat aanzien. Dit is één van de consequenties van het plegen van zonden.

‘Welnee, waarlijk het boek van de rechtschapenen verkeert in cIlliyyien. En wat doet jou weten wat cIlliyyoen is?Nadat Allah eerst heeft gesproken over het feit dat het boek van de verdorvenen zich in de meest nauwe en benarde plaats bevind, vermeldt Hij dat het boek van de rechtschapenen zich in een hoogstaande, ruime en uitgespreide plaats bevindt. cIlliyyoen is een benaming voor de allerhoogste plaats in het Paradijs.

(Het is) Een alles registrerend boek. De nabijgebrachten zijn er getuige van.’ Allah noemt de namen van deze rechtschapen personen in een hoogstaand gezelschap en hun boek wordt ter inzage gegeven aan de Engelen en de zielen van de Profeten, waarachtigen en martelaren.

‘Waarlijk, de rechtschapenen verkeren in gelukzaligheid.’ Gelukzaligheid wat betreft het hart, de ziel en het lichaam.

‘Op rustbanken kijken zij toe’ naar het Aangezicht van hun Heer en datgene wat Hij aan verrukkingen voor hen heeft klaargemaakt.

‘Van hun gezichten kun je de blik van gelukzaligheid aflezen.’ Het opeenvolgen van gunsten geeft hun gezicht een aantrekkelijke en stralende verschijning.

‘Hun wordt de meest verfijnde en aangename verzegelde nectar te drinken gegeven. Het einde hiervan is muskus.’ Het zegel weerhoudt de nectar ervan in aanraking te komen met de buitenlucht waardoor maar iets van zijn heerlijkheid verloren zou gaan. Het overblijfsel van dit drank is welriekende muskus. In tegenstelling tot het drab van de wereldse dranken dat niets aangenaams in zich heeft.

‘En laat de wedijveraars hierom dan wedijveren.’ Door het verrichten van daden die hiertoe leiden. Dit is namelijk het meest gepaste om in te wedijveren.

‘Zijn mengsel komt uit Tasniem. (Dit is) Een bron waaruit de nabijgebrachten drinken.’ Dit is de hoogstgelegen bron in het Paradijs die slechts bestemd is voor de nabijgebrachten: zij die de hoogste positie innemen onder de schepselen. Voor de nabijgebrachten is dit drank in pure vorm verkrijgbaar en voor de mensen van de rechterzijden in een gemengde vorm.

‘Waarlijk, de misdadigers pleegden de gelovigen uit te lachen. En als zij (de gelovigen) voorbij hen kwamen, knipoogden zij (uit spot) naar elkaar.’ Nadat Allah de beloning heeft genoemd van zowel de gelovigen als de misdadigers, gaat hij over op het noemen van het verschil tussen beide partijen. Zo vertelt Hij dat de misdadigers de spot dreven met de gelovigen in het wereldse leven, hen uitlachten en spottend naar elkaar knipoogden als de gelovigen voorbij kwamen. Ondanks dit alles wanen zij zich veilig, zonder enige acht te slaan op datgene wat hen staat te wachten.

‘En als zij terugkeerden naar hun volk, keerden zij verheugd terug. En als zij hen zagen, zeiden zij: “Waarlijk, zij zijn zeker de dwalenden.”’ Het feit dat zij zich veilig waanden en zich tegelijkertijd misdroegen tegenover de gelovigen is de hoogst bedenkelijke vorm van hoogmoed. Alsof zij een hemelse Boek geopenbaard hebben gekregen waarin hen werd beloofd dat zij behoren tot de gelukzaligen en dat de gelovigen de dwalenden zijn. Dit is natuurlijk een leugen over Allah.

‘Terwijl zij niet als bewakers over hen zijn gezonden,’ die hun daden dienen vast te leggen en hen beschuldigen van dwaling. Dit alles is slechts het gevolg van hun hardnekkigheid, eigenzinnigheid en scherts. Vandaar dan ook dat zij in het Hiernamaals lik op stuk zullen krijgen.

‘Maar op deze Dag zullen de gelovigen de ongelovigen uitlachen.’ Wanneer zij door de bestraffing van alle kanten worden omgeven en het lachen hen is ontgaan.

Terwijl de gelovigen in uiterste rust en kalmte verkeren. ‘Op rustbanken kijken zij toe’ naar het Aangezicht van Allah en datgene wat Hij aan genietingen voor hen heeft klaargemaakt.

‘Zijn de ongelovigen niet (ten volle) beloond voor datgene wat zij pleegden te doen?’ Hebben zij niet de gevolgen van hun daden ondervonden? Zoals zij pleegden te lachen om de gelovigen in het wereldse leven en hen beschuldigen van dwaling, zo lachen de geloven hen uit in het Hiernamaals wanneer zij hun bestraffing en vernedering ondergaan. Dit als gevolg van hun dwaling en zonden. Zeker zullen zij met gelijke munt betaald worden door Allah, omdat Hij Rechtvaardig en Allerwijs is.