Profeet Ibrahim – 1

67204

Heel lang geleden woonde er in een dorp een jongen die Ibrahiem heette. Ibrahiem was slim en vroeg altijd veel. De vader van Ibrahiem heette Azar. Hij maakte beelden en ging voor hen bidden samen met de andere mensen uit het dorp. Zulke beelden noemen we afgodsbeelden. Ibrahiem deed dat niet, omdat hij wel wist dat beelden niets voor mensen kunnen doen. De beelden werden immers door de mensen zelf gemaakt. Nee! Ibrahiem zocht naar iets anders.

Op een nacht zag hij een ster en zei: “Dat is mijn God!” Maar toen de ster verdween zei hij: “Nee, dit is mijn God niet!” Toen zag Ibrahiem de maan en zei: “Dit is mijn God!” Maar de maan maakte plaats voor de zon, waarop Ibrahiem zei: “Nee, dit is mijn God, dit is de grootste!”

Nadat ook de zon weer onderging, zei hij: “Ook dit is mijn God niet, want mijn God gaat nooit weg en Hij gaat nooit dood!” Ibrahiem wist natuurlijk heel goed dat deze hemellichamen gemaakt zijn door Allah, maar hij wilde de mensen slechts aan het denken zetten. Ibrahiem voelde dat Allah de zon, de maan en de sterren gemaakt had. Allah maakte Ibrahiem tot Zijn Profeet.

De afgodsbeelden

Ibrahiem ging naar zijn vader en vroeg hem waarom hij voor de beel­den bad. Hij zei tegen hem: “Zij kunnen toch niet praten en luisteren en waarom zet je eten voor ze neer? Ze kunnen toch helemaal niet eten of drinken!” Ibrahiem’s vader werd hierop heel boos. Maar Ibrahiem was niet bang voor hem, Allah had hem sterk gemaakt. Ibrahiem vertelde ook aan de andere mensen in het dorp, wat hij tegen zijn vader gezegd had. Hij vertelde dat de beelden van steen waren en dus niets voor de mensen konden doen. Maar de mensen in het dorp werden ook boos op Ibrahiem en wilden ook niet naar hem luisteren.

Het plan van Ibrahiem

Ibrahiem bedacht een plan. In het dorp was een tempel waarin alle afgodsbeelden stonden. Toen het volk van Ibrahiem een feestdag had en het rustig was in de stad pakte Ibrahiem een bijl en sloop stilletjes de tempel binnen. Hij sloeg alle afgodsbeelden met de bijl kapot, behalve één, de grootste. Om de nek van het grootste beeld hing hij de bijl. Toen de mensen uit het dorp zagen wat er gebeurd was, werden ze woedend. Ze hadden een vermoeden dat Ibrahiem het gedaan had. Ze gingen naar hem toe en vroegen aan hem of hij die beelden stuk gemaakt had? “Vraag dat maar aan het grootste beeld”, zei Ibrahiem. Dat konden de mensen natuurlijk niet. Opnieuw vertelde Ibrahiem de mensen dat ze niet voor de beelden moesten bidden, maar alleen voor Allah.

Ibrahiem u wordt gestraft

De mensen wilden Ibrahiem straffen omdat hij de beelden had stuk gemaakt. Als straf hadden ze een heel groot vuur gemaakt. Het vuur was zo groot dat het wel leek of de vlammen tot aan de hemel reikten. Niemand kon in de buurt van het vuur komen door de hitte. De eerste katapult van de wereld is gemaakt door een man die Hezan heette en het was bedoeld om Ibrahiem ermee in het vuur te gooien. Als straf heeft Allah deze man door de aarde laten zakken en tot aan de Dag van Opstanding zal hij in de aarde wegzinken.

Terwijl hij op de katapult werd geplaatst om in het vuur gegooid te worden zei hij:

ُ

“Allah is voldoende voor ons en de beste Beschermer.”

Er is overgeleverd dat terwijl Ibrahiem in de lucht was, Jibriel naar hem toe ging en zei: “Ibrahiem! Heb je hulp nodig?” Hij antwoordde: “Alleen als Allah dit wil.” Toen beval Allah het vuur:

“O vuur, wees koud en veilig voor Ibrahiem.”

(Soerah al-Anbiyaa’: 69)

Zo gebeurde het dat het vuur koud en veilig voor Ibrahiem werd. Ibrahiem bleef wel veertig tot vijftig dagen in het vuur en hij heeft over zijn verblijf in het vuur gezegd dat het de beste dagen van zijn leven waren en dat hij wilde dat alle dagen zo zouden zijn. Hij verbleef in een groen tuin die door vuur omringd was. Toen het vuur uitging konden de mensen hun ogen dan ook niet geloven. Ibrahiem was helemaal niet verbrand!! Een man probeerde hetzelfde te doen, maar kwam om in de vlammen. Sommige mensen geloofden door dit wonder nu wel in Allah, maar anderen wilden nog steeds niet geloven.

Ibrahiem en koning Namroed

In het land van Ibrahiem was een sterke koning, hij heette Namroed en was onrechtvaardig voor de mensen. De mensen waren bang en moesten buigen voor hem. De koning had gehoord dat Ibrahiem alleen voor Allah wilde buigen en voor niemand anders. Dat maakte de koning erg boos en hij liet daarom Ibrahiem bij zich komen. Toen Ibrahiem voor de koning stond, was hij nog steeds niet bang.

De koning vroeg hem wie zijn god was, waarop Ibrahiem hem over Allah vertelde. Hij vertelde ook dat Allah tot alles in staat is. Allah geeft bijvoorbeeld leven en dood. Koning Namroed vond dat hij dat ook kon. Hij riep een willekeurige man bij zich en maakte hem zomaar dood. Toen liet hij een andere man uit de gevangenis halen (die veroordeeld was tot de doodstraf) en liet hem vrij zodat hij bleef leven. De koning zei dat hij nu hetzelfde kon als Allah. Namroed was een hoogmoedige koning. Maar Ibrahiem was nog niet klaar met hem. Hij zei tegen de koning: “Allah laat de zon iedere ochtend vanuit het oosten opkomen, laat jij nu eens de zon uit het westen opkomen!” Hierop stond de koning met een mond vol tanden, want dit kon hij natuurlijk niet.