Een opiniestuk van Eva van Vugt, jurist en promoveert aan Tilburg University:
“Het boerkaverbod is symboolwetgeving en tast het recht op zelfbeschikking van gesluierde vrouwen aan”, zo betoogt Eva van Vugt. ‘Iedereen mag zich schaars kleden, maar jezelf volkomen bedekken mag niet’, aldus Eva van Vugt in het Parool.
Zij schrijft: Met de haast tropische temperaturen van de afgelopen tijd hebben de meeste Amsterdammers zich zo zomers mogelijk uitgedost. Linnen blouse hier, bloemenjurk daar en wapperen maar: niets is met dit warme weer zo fijn als met luchtige kleding langs de Amstel te fietsen.
Af en toe trekt een opfladderend rokje wat bekijks, maar in de anonimiteit van het stadsleven maakt het gelukkig allemaal geen bal uit. Het is héét, dus iedereen mag zich zo schaars kleden als ie zelf wil.
Maar jezelf volkomen bedekken mag niet meer. Op 26 juni stemde de Eerste Kamer in met het boerkaverbod. Of nou ja, met de wet ‘Gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’. Deze wet verbiedt het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het openbaar vervoer, de zorg, het onderwijs, en andere overheidsinstellingen. Bij overtreding van het verbod krijg je een boete.
Hoewel het verbod algemeen geformuleerd is (‘Het is verboden om kleding te dragen die het gezicht geheel bedekt of zodanig bedekt dat alleen de ogen onbedekt zijn, dan wel onherkenbaar maakt’), treft het vrouwen die uit geloofsovertuiging een boerka of nikab dragen in het bijzonder.
Dat is ook de bedoeling. Uit de toelichting op de wet blijkt duidelijk dat het verbod een reactie is op discussies over islamitische gezichtssluiers in de publieke ruimte.
De wet bouwt voort op eerdere voorstellen om het dragen van een boerka in het openbaar te verbieden, omdat een boerka de emancipatie en integratie van vrouwen in de Nederlandse samenleving zou belemmeren.
Getatoeëerde schedel
Omdat gesluierde vrouwen al in tal van situaties wettelijk verplicht waren om zich te identificeren, zoals bij de security op Schiphol of op het gemeentehuis bij het ophalen van een identiteitsbewijs, rijst de vraag naar het nut van het boerkaverbod.
Het argument van de regering is dat ‘gezichtsbedekkende kleding de onderlinge communicatie ernstig kan belemmeren’. De oplossing voor dit probleem is gezocht in het verbieden van dergelijke kleding.
Maar de oorzaak voor het communicatieprobleem ligt niet bij de boerkadraagster, maar bij de mensen die de boerka akelig vinden. De boerka is voor hen een obstakel om een boerkadraagster te benaderen, maar het maakt de boerkadraagster zelf niet monddood.
Dat iemand gesluierd over straat gaat, betekent immers niet dat je zo’n persoon niet kunt aanspreken. Of zoals Karima Rahmani van de werkgroep Blijf Van Mijn Niqaab Af opmerkte: “Als we eenmaal goedemorgen tegen elkaar hebben gezegd, denkt men: goh, het kan praten.”
Vergelijk het met mensen die hun gezicht en schedel volledig getatoeëerd hebben. Persoonlijk schrik ik daarvan, maar als ik me door de tatoeages laat tegenhouden om met zo’n persoon te praten, is dat mijn keuze.
De communicatie wordt dan niet belemmerd doordat iemand zijn hoofd getatoeëerd heeft, maar doordat ik niet met zo’n persoon in gesprek durf te gaan.
Bewegingsvrijheid aangetast
Daarnaast kan het boerkaverbod een averechts effect hebben. De bedoeling van het boerkaverbod is natuurlijk dat vrouwen die vroeger gesluierd op tienminutengesprek kwamen, voortaan ongesluierd de school zullen betreden.
Maar het is naïef te denken dat gesluierde vrouwen door dit verbod zullen stoppen met het bedekken van hun gezicht. Als zij het openbaar vervoer, het onderwijs, de zorg en overheidsgebouwen niet gesluierd mogen betreden, dan bestaat de kans dat zij die plaatsen voortaan gewoon zullen mijden.
Zo draagt het boerkaverbod meer bij aan het maatschappelijk isolement van deze vrouwen dan aan hun emancipatie en integratie.
Het boerkaverbod is daarom een pijnlijk voorbeeld van symboolwetgeving: het biedt geen oplossing voor een reëel probleem. Wel geeft het aan de samenleving als signaal af dat de ongefundeerde communicatieangst van de ene groep Nederlanders belangrijker is dan de fundamentele rechten van de andere groep Nederlanders.
Het boerkaverbod tast namelijk niet alleen de vrijheid van godsdienst en meningsuiting aan, maar ook de bewegingsvrijheid van gesluierde vrouwen en hun recht op zelfbeschikking.
Natuurlijk mag men de ideeën achter of de aanblik van een boerka beangstigend, vernederend of aanstootgevend vinden. Maar het enkele feit dat de meerderheid aanstoot neemt aan de religieuze uitingen van een minderheid (naar schatting zijn er zo’n 100 tot 400 boerkadraagsters in Nederland), mag in een rechtsstaat nooit de reden zijn om de grondrechten van die minderheid in te perken.
Dat de Eerste Kamer – die nota bene de kwaliteit van wetgeving zou moeten toetsen – deze wet heeft aangenomen, is dan ook een schande voor de rechtsstaat.
Zij eindigt met: “Met de zinderende zomerhitte van de afgelopen weken heb ik vaak gedacht hoe zalig het is dat vrouwen in Nederland zelf mogen bepalen hoe (zomers) zij zich kleden – om vervolgens te bedenken dat dat eigenlijk niet waar is.
Vrouwen die uit religieuze overtuiging hun gezicht willen bedekken, mogen dat niet meer van onze overheid. En niet om redenen van nationale veiligheid, maar omdat andere mensen het maar een akelig gezicht vinden. Zo diep zijn we gezonken.”
Het opiniestuk is te lezen op: Parool.nl
Team al-Yaqeen
6 augustus 2018